De Wijngaardslak is Nederlands grootste landslak met een slakkenhuis dat tot 5 cm groot kan worden.
Zoals de meeste slakken is ook deze soort hermafrodiet: ze hebben zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen.
In de Zuid Limburgse bodem zit veel kalksteen en dus ook calciumcarbonaat,
een witte vaste stof, die in water slecht oplosbaar is.
Deze stof is onmisbaar voor de wijngaardslak.
De opening in de schelp, waardoor het lichaam van de slak naar buiten steekt, heet de mondrand
of (peristoom) (peri = buiten; stoma = opening).
Voor overwintering zoekt de slak in de herfst een schuilplaats op waar beschutting is tegen droogte en kou.
Ook graaft hij zich in.
Om zich tijdens deze periode te beschermen wordt de schelp afgesloten
met een aanvankelijk slijmerige stof die behoorlijk hard kan worden.
Het is een hard structuurloos kalk-achtig dekseltje, het epifragma.
Na overwintering wordt het epifragma afgeworpen en vaak geheel of gedeeltelijk opgegeten.