Wikipedia: "De Amalekieten zijn volgens de Hebreeuwse Bijbel een volk dat woonde in het Midden-Oosten. In de Bijbel zijn veel (31) verwijzingen naar dit volk te vinden. Vermoedelijk waren de Amalekieten nomaden en woonden zij in de woestijn aan de andere kant van de Schelfzee tegenover Egypte. Amalekieten worden echter buiten de Bijbel nergens in bronnen uit de tijd zelf genoemd en er is ook geen enkele archeologische aanwijzing voor hun bestaan. Als stamvader van de Amalekieten wordt Amalek genoemd. Amal betekent overigens 'kwaad'. Amalek zou een kleinzoon van Esau zijn, maar de Amalekieten worden al eerder in de Bijbel genoemd, als in het Bijbelboek Genesis ten tijde van Abraham wordt gesproken van het 'land van de Amalekieten'. Een verklaring zou zijn dat de Amalekieten afstamden van een aartsvader Amalek naar wie de kleinzoon van Esau later zou zijn vernoemd. Deze visie komt overeen met enkele (latere) Arabische bronnen, waarin gesproken wordt van de Amalekieten die vóór Abraham in de buurt van Mekka leefden. Een andere verklaring is dat – de verhalen van Genesis zouden pas eeuwen later zijn opgeschreven – er in Genesis wordt gesproken over het land dat later het land van de Amalekieten zou worden.
In de Bijbel zijn de Amalekieten het volk dat niet mag bestaan. In het Bijbelboek Genesis worden alle volken (zeventig in totaal) op aarde genoemd maar de Amalekieten staan hier niet bij (al worden de Amalekieten wel in een ander verhaal in Genesis genoemd). De Amalekieten zijn in de verhalen van de Bijbel het archetype voor alles wat slecht is. Ook wordt van de Amalekieten gezegd dat ze kinderoffers brengen. De Amalekieten vallen het volk van Israël in de rug aan wanneer dit na de uittocht uit Egypte naar het beloofde land Kanaän trekt. Achter in de stoet liepen de zwaksten van het volk. Wanneer de strijd beslist is in het voordeel van Israël zegt Mozes: Omdat Amalek de hand heeft durven opheffen tegen de troon van de HEER, zal de HEER strijd voeren tegen Amalek, in alle komende generaties."
Mozes biddend af te beelden bevreemdt in zoverre dat te lezen valt: "Ex 17:9 Mozes dan zeide tot Jozua: Kies ons mannen, en trek uit, strijd tegen Amalek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf Gods zal in mijn hand zijn.
Ex 17:10 Jozua nu deed, als Mozes hem gezegd had, strijdende tegen Amalek; doch Mozes, Aaron en Hur klommen op de hoogte des heuvels.
Ex 17:11 En het geschiedde, terwijl Mozes zijn hand ophief, zo was Israel de sterkste; maar terwijl hij zijn hand nederliet, zo was Amalek de sterkste."