Al van bij het begin kreeg de kerk te kampen met stabiliteitsproblemen als gevolg van onoordeelkundige ingrepen.
In de 18de eeuw werden de scheuren en barsten onder een pleisterlaag verborgen,
verschillende ramen werden gedicht en tegen de buitenmuren bouwde men huisjes en winkeltjes.
Op het einde van de 19de eeuw was de toestand rampzalig en er volgden verschillende restauraties.
De huisjes tegen de kerk werden merendeels gesloopt.