In navolging van mijn eerste Russische expeditie in 1999 ben ik ook in 2000 en 2001 op expeditie in noordoost Siberië geweest. Deze beide keren ging de reis naar het uiterste noordoosten, Chukotka. Het binnenland van deze provincie is bergachtig, maar langs de kust bevindt zich een smalle strook toendra die zich onder invloed van de Bering Straat tot ver naar het zuiden uitstrekt. Ondanks het feit dat we ons iets ten zuiden van de poolcirkel bevonden troffen we hier hoogarctische soorten aan als koningseider, vorkstaartmeeuw en rosse franjepoot. Ook de Bering Straat zelf is rijk aan voedsel en biedt zomers onderdak aan miljoenen zeevogels en grote aantallen walvissen. Belangrijkste doel van deze expedities was echter de bizarre en uiterst zeldzame lepelbekstrandloper die alleen hier als broedvogel voorkomt. Net als in 1999 waren ook deze expedities één groot avontuur. Vervoer vond plaats met boten, rupsvoertuigen , helikopter en sledehonden, en de dag dat ik ziek in het kamp achter bleef sliep ik met een geweer onder mijn "kussen" vanwege de overal aanwezige bruine beren!