Praalgraf van Maria van Bourgondië - Thomb of Mary of Burgundy.
In het koor vallen de beroemde Bourgondische praalgraven aanstonds op.
Het oudste is het laatgotische Praalgraf van hertogin Maria van Bourgondië (1495-1502), de grote erfgename van Bourgondië en echtgenote van Maximiliaan van Oostenrijk Zij werd geboren te Brussel op 13 februari 1457 en, na een ongeval met haar paard in de bossen van Torhout, overleden te Brugge op 27 maart 1482. Het graf werd besteld door Maximiliaan te Brussel bij Jan Borman, die het ontwerp maakte en het ligbeeld boetseerde aan de hand van het dodenmasker. Het beeld werd gegoten door Renier van Thienen de Oude en verguld door Pieter de Beckere. Het bevatte het stoffelijk overschot van Maria en de harturne van haar zoon, hertog Filips de Schone, die in 1507 werd bijgezet, naar een gebruik in de Habsburgse familie.
Het jongere graf is het renaissancistische Praalgraf van hertog Karel de Stoute (1558-1563), de vader van Maria, gesneuveld in de slag van Nancy op 5 januari 1477. Zijn vermoedelijk stoffelijk overschot werd reeds in 1553 op bevel van keizer Karel V naar Brugge overgebracht. Op vraag van koning Philips II werd het graf vervaardigd door de Antwerpse kunstenaars: Judocus Aerts en Jan de Smet voerden het ontwerp uit van Cornelis Floris, een sleutelfiguur in de Vlaamse renaissance. Jakob Jonghelinck en zijn leerlingen goten en verguldden het ligbeeld.
Beide praalgraven zijn versierd met de familiestambomen en de wapenschilden van de Zeventien Provinciën, de Bourgondische gebieden in de Lage Landen. Op de hoeken staan de vier evangelisten: bij dat van Maria in laatmiddeleeuwse klederdracht, bij dat van Karel in een Romeinse toga. Aan de voet van het beeld van Maria liggen twee hondjes, symbolen van de trouw aan de echtgenoot en de vader. Op het graf van Karel ligt een leeuw, teken van de moed. In de Franse tijd werden de beelden verwijderd en de graven door grafschenders geschonden.
Bij de opgravingen van 1979-1981 werden in het graf van Maria autentieke restanten teruggevonden en teruggelegd, maar niet in dat van Karel.
De ligbeeldenvan Maria en Karel zijn de merkwaardigste van de vele die in de Brugse kerken te bewonderen zijn.
Tijdens de werkzaamheden van 1979-1981 werden 16 bakstenen middeleeuwse priestergraven met beschilderde wanden blootgelegd, daterend van de 13de tot de 15de eeuw, waarvan de drie belangrijkste naar de Lanchalskapel werden overgebracht. Bij de opgravingen werden sporen van de oostmuur van de romaanse kerk ontdekt.
Boven het hoofdaltaar staat een karakteristiek renaissancistisch Passiedrieluik . Margaretha van Oostenrijk, dochter van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk en landvoogdes van de Nederlanden onder keizer Karel V, bestelde in 1535 het werk bij Barend van Orley te Brussel, voor de grafkerk van Brou, die zij liet bouwen te Bourg en Bresse in Bourgondië ter nagedachtenis van haar echtgenoot Philibert van Savoye. Het middenpaneel met een Calvarie werd nog voor zijn dood door van Orley geschilderd. Margaretha van Parma, landvoogdes van de Nederlanden onder koning Philips II, liet de zijluiken afwerken door de Bruggeling Marcus Gerards, en naar Brugge overbrengen. Het linkerluik stelt de Geseling, Doornkroning en Kruisdraging voor, en het rechterluik de Kruisafneming en het Voorgeborchte.
Please login or register.